Het orgel
De Maartenskerk bevat vele bijzonderheden. Zo is het éénklaviers pijporgel, dat werd geplaatst in 1906, samengesteld uit verschillende pijpen, afkomstig uit allerlei slooporgels. Bij de restauratie werden een paar 18e eeuwse pijpen in deze bijeengeraapte samenstelling ontdekt. Deze gelukkige ontdekking stond borg voor voldoende subsidie om het instrument zoveel mogelijk te herstellen. In 2021 is een nieuwe restauratie voltooid, dankzij onze stichting en alle vrienden.


Huistekens (familiewapens)
In vorige eeuwen is op Texel veel gebruik gemaakt van op runen gebaseerde familiewapens, ook wel huistekens genoemd. Deze tekens zijn te vinden op talrijke grafstenen in de kerk, soms naast of verwerkt in de tekst. In de Oosterender kerk is een houten schot, waarin in de 17e eeuw een aantal van deze huistekens zijn ingekerfd.
De reden is dat men in die tijd erfpacht of kerkenkuur moest afdragen aan de kerk als eigenaar van de gronden in en om het dorp. Waarschijnlijk uit verveling omdat men lang moest wachten tijdens de betaling hebben de pachters hun huisteken/handtekening in het houten schot gesneden.
Vloer van grafzerken
In de mozaïek van grafzerken, waaruit de vloer van de kerk is samengesteld, is een witte marmeren steen te vinden met het opschrift dat u hiernaast kunt lezen.
De tekst lijkt moeilijk te ontcijferen. Het wordt echter gemakkelijker, als men weet dat daar begraven is de vrouw van T. Snip, Antje I. Boon, overleden de laatste dag van oktober 1757, oud 33 jaar, 7 maanden en 6 dagen, alsmede haar zoon, die zoveel dagen heeft geleefd als de eerste letter van zijn naam betekent. (De zoon heette, als zijn vader, Snip en de s is de 19e letter van het alfabet). Vanaf 1846 wordt in het kerkgebouw niet meer begraven.


Koperen kroon
De koperen kroon hangt in de kerk vanaf 1683 en werd geschonken door Michiel Jansz., die later met zijn vrouw Neeltje Jacobs precies onder de kroon werd begraven. De kroon, die zoals eerder vermeld een paar armen kwijtraakte om de geldnood van de kerk te lenigen, is in 1952 voor de somma van honderdvijfenveertig gulden door kopergieterij Brink en Van Keulen uit Haarlem in zijn oorspronkelijke staat hersteld.
Doopvonst
Het doopvont is, anders dan het uiterlijk doet vermoeden, uit 1971. Het kerkbestuur liet het maken na ontvangst van een legaat van de Oosterendse Tetje Doorn-van der Vis. Op de buitenkant zijn taferelen te zien van de wonderbare visvangst.


Sacrofaag
Tijdens de restauratie van 1967 -1971 werd binnen de fundering van het oudste gedeelte van de kerk een sarcofaag gevonden. Deze sarcofaag dateert uit de 2e helft van de 7e of de 8e eeuw. De steen is waarschijnlijk oölitische vacuolaar kalksteen (in het Frans: calcaire oölithique vacuolaire) uit de streek van Saonnière-en-Perthois in het departement van de Maas in Frankrijk( ongeveer 70 km ten zuiden van Verdun). De actuele naam van deze steen is “Pierre de Savonnières”(“Steen van Savonnières”). Het werktuig dat is gebruikt om de sarcofaag te bewerken is een “polka”. Dit is een soort houweel met 2 verschillende tegenovergestelde snijvlakken. De snijvlakken van de polka zijn in dit geval ± 4,5 cm breed. Bijzonder aan de sarcofaag is dat deze een inscriptie heeft. De inscriptie luidt: “Bavom me fecit”, (Bavom heeft me gemaakt) maar de naam “Bavom” is nog niet met zekerheid ontcijferd.
Koperwerk
Het koperwerk van de lezenaar op de kansel werd in 1686 gegoten door C. Verrühert. De koperen boog van het doophek is van hetzelfde jaar.


Pilaren van gemarmerd eikenhout
De pilaren waarop het orgel rust zijn gemaakt van gemarmerd eikenhout. Vermoedelijk om de belasting die in de Franse tijd door Napoleon op het kostbare eikenhout werd geheven te ontduiken.
Blazer (vissersvaartuig)
Vanaf 28 juni 2009 hangt er in de Maartenskerk een blazer, vervaardigd door Jan Drijver uit Hoorn.
De blazer is een Fries platboomd vissersvaartuig, oorspronkelijk gebruikt voor de visserij op het noordelijk deel van de Zuiderzee en rond de Waddeneilanden. Een zwaar gebouwd, stoer schip met een brede kop, matige zeeg en vrij hoog achterschip. Vóór de mast is het schip overdekt, erachter geheel open. Afhankelijk van het soort visserij werd de afmeting bepaald. De Noordzeevissers hadden een groot formaat blazer nodig om langer op zee te kunnen blijven. Waddenvissers bleven dicht onder de kust en visten met kleine blazers.
Dit type vaartuig is van ongeveer 1850 – 1950 in gebruik geweest. Rond 1920 werden motoren in deze zeilvissersvaartuigen geplaatst. Oosterenders gingen als eersten met de blazers de Noordzee op. Het vissen was in die tijd een riskant beroep. Verstoken van weerberichten en nautische apparatuur deden zich menigmaal ongelukken voor met rampzalige afloop. Op 3 maart 1896 werd de Texelse visserij getroffen door de grootste ramp uit haar geschiedenis. Drie blazers vergingen in een zware storm, waarbij negen vissers omkwamen. Omstreeks 1900 kwamen in een periode van vijf jaar 25 vissers door verdrinking om het leven. Destijds namen 170 blazers deel aan de Texelse visserij.